🇬🇧 en nl 🇳🇱
with preposition
/wəð/
,
/wəθ/
,
/wɪ/
,
/wɪf/
,
/wɪi/
,
/wɪt/
,
/wɪv/
,
/wɪð/
,
/wɪθ/
,
/ʋid̪/
,
/ʋit̪/
,
/ʋið/
|
|
---|---|
|
met, bij |
|
met |
|
met, door |
|
met, tegen |
|
bij, voor, met |
withe noun
/waɪð/
,
/wɪð/
,
/wɪθ/
|
|
---|---|
|
wilgenteen |
- put up with
- ondergaan, verdragen
- deal with
- behandelen, omgaan met
- with difficulty
- moeilijk, met moeite
- with pleasure
- graag, gaarne, met genoegen
- come up with
- bedenken, verzinnen
- throw the baby out with the bathwater
- het kind met het badwater weggooien
- with respect to
- ten opzichte van, met betrekking tot
- mess with
- kutten
- with flying colors
- glansrijk, met vlag en wimpel
Wiktionary Links
- English: with