🇬🇧 en nl 🇳🇱

you determiner

  /d/ , /dʒ/ , /j/ , /ju/ , /jʉː/ , /s/ , /t/ , /tʃ/ , /z/ , /ʃ/ , /ʒ/
  • Used before epithets, describing the person being addressed, for emphasis.
 jullie, jij, gij, gulder
  • The individual or group spoken or written to.
 de, jullie, u

you pronoun

  /d/ , /dʒ/ , /j/ , /ju/ , /jʉː/ , /s/ , /t/ , /tʃ/ , /z/ , /ʃ/ , /ʒ/
  • (object pronoun) The person spoken to or written to, as an object. (Replacing thee; originally as a mark of respect.) [from 13th c.]
 u, jullie, jij, je, gij, ge
  • (indefinite personal pronoun) Anyone, one; an unspecified individual or group of individuals (as subject or object). [from 16th c.]
 men, je, ge, u

you verb

  /d/ , /dʒ/ , /j/ , /ju/ , /jʉː/ , /s/ , /t/ , /tʃ/ , /z/ , /ʃ/ , /ʒ/
  • (transitive) To address (a person) using the pronoun you (in the past, especially to use you rather than thou, when you was considered more formal).
 vousvoyeren
I love you
ik heb u graag, ik hou van je, ik hou van jou, ik houd van je, ik houd van jou, ik heb je lief, ik hou van u
thank you
bedankt, dank u, dank je
you're welcome
graag gedaan, geen dank, niets te danken
bless you
gezondheid, proost
see you later
later, tot later, tot straks, tot zo, zie je later
pleased to meet you
aangenaam, aangenaam met u kennis te maken, aangenaam om met u kennis te maken, aangename kennismaking
see you
later, mazzel
here you are
alsjeblieft, alstublieft
fuck you
rot op, donder op, flikker op, krijg de kanker, krijg de tering
Wiktionary Links