🇬🇧 en nl 🇳🇱
man noun
/mæn/
,
/mæːn/
,
[meən]
,
[mɑn]
,
[mɛn]
,
[mɛən]
,
[mẽə̃n]
|
|
|---|---|
|
man, mens, heer |
|
pion, speelstuk |
men noun
/mɛn/
,
/mɪn/
|
|
|---|---|
|
mensen |
🇳🇱 nl en 🇬🇧
men indefinitePronoun |
|
|---|---|
|
one, you |
- hoe spreekt men dit woord uit?
- how do you pronounce this word
- men mag een gegeven paard niet in de bek zien
- beggars can't be choosers
- in nood leert men zijn vrienden kennen
- a friend in need is a friend indeed
- door schade en schande wordt men wijs
- once bitten, twice shy
- slapende honden wekt men niet
- let sleeping dogs lie
- als het kalf verdronken is, dempt men de put
- close the stable door after the horse has bolted
- wiens brood men eet, diens woord men spreekt
- who pays the piper calls the tune
- iemand die men heeft leren appreciëren
- acquired taste
- iets wat men heeft leren appreciëren
- acquired taste