🇳🇱 nl en 🇬🇧

door preposition

  /ˈdoːr/ , [doːr] , [dʊːr]
  • in
  • tijdens, gedurende
  • doorheen, binnenin van de ene kant naar de andere kant
  • doorheen, aan de ene kant naar binnen en aan de andere kant naar buiten
  • als achterzetsel: doorheen, van de ene kant naar de andere kant, aan de ene kant naar binnen en aan de andere kant naar buiten
  • als achterzetsel: van het begin tot het einde, gedurende
  • door ... te + infinitief; de procedure die gevolgd wordt om het doel te bereiken
  • de ene stof is door de andere gemengd
through
  • de handelende persoon bij een lijdende vorm
through, by
  • de oorzaak
through, by, from

🇳🇱 nl en 🇬🇧

lopen verb

  • (Noord-Nederlands) inergatief stappen, gaan
walk
  • (Noord-Nederlands) ergatief stappen, gaan, wandelen
walk, get out of control, get out of hand
  • (Zuid-Nederlands) ergatief rennen
  • (Zuid-Nederlands) inergatief rennen
run
Wiktionary Links