🇬🇧 en nl 🇳🇱

just adverb

  /d͡ʒəs(t)/ , /d͡ʒɛst/ , /d͡ʒɪst/ , /d͡ʒʌst/
  • Exactly, precisely, perfectly.
zojuist, net, pas, onlangs, precies, zonet
  • Only, simply, merely.
maar, slechts, gewoon, enkel, net
  • By a narrow margin; closely; nearly.
juist, net, nog net, op een haar na
  • (sentence adverb) Used to reduce the force of an imperative; simply.
maar

just adjective

  /d͡ʒəs(t)/ , /d͡ʒɛst/ , /d͡ʒɪst/ , /d͡ʒʌst/
  • Morally right; upright, righteous, equitable; fair.
rechtvaardig, billijk, juist, gerechtig
  • Factually right, correct; factual.
billijk, correct, eerlijk, juist, rechtmatig

justness

gerechtigdheid
Wiktionary Links