🇬🇧 en nl 🇳🇱

only adverb

  /onˈliː/ , /ˈoʊn.li/ , /ˈoːn.li/ , /ˈwʌn.li/ , /ˈəʊn.i/ , /ˈəʊn.li/ , [ˈoːn.li] , [ˈɔːn.lɪ]
  • Without others or anything further; exclusively.
 alleen, enkel, alleen maar, louter
  • No more than; just.
 slechts, maar, alleen
  • As recently as.
 pas, net

only conjunction

  /onˈliː/ , /ˈoʊn.li/ , /ˈoːn.li/ , /ˈwʌn.li/ , /ˈəʊn.i/ , /ˈəʊn.li/ , [ˈoːn.li] , [ˈɔːn.lɪ]
maar

only adjective

  /onˈliː/ , /ˈoʊn.li/ , /ˈoːn.li/ , /ˈwʌn.li/ , /ˈəʊn.i/ , /ˈəʊn.li/ , [ˈoːn.li] , [ˈɔːn.lɪ]
  • Alone in a category.
  • Singularly superior; the best.
 enig
if only
hebben, maar, was het maar zo dat
only just
pas
only child
enig kind
if and only if
dan en slechts dan als, als en slechts als
not only … but also
niet alleen … maar ook
read-only
alleen-lezen
a chain is only as strong as its weakest link
de keten is zo sterk als haar zwakste schakel
beauty is only skin deep
uiterlijk schoon is slechts vertoon
you only go around once
je leeft maar een keer
Wiktionary Links